Verzwakte weergaven in de Herziene SV

Enkele voorbeelden

hsv exodus 23:22

Exodus 23:22 in de Herziene Statenvertaling. Het aandachtig
luisteren is in de plaats gekomen van naarstig (ijverig)
gehoorzamen. Deze verzwakking (feitelijk een vertaalfout)
is overgenomen uit NBG 1951. In vers 23 is in de herziening
het woord ‘aangezicht’ weggelaten. De Statenvertaling
heeft: ‘Want Mijn Engel zal voor uw aangezicht gaan’.

Bron

© 2010-2011 getrouwevertaling.nl. Overname met bronvermelding is toegestaan. Dit artikel is het laatst gewijzigd op 29 januari 2011.

In dit artikel is de tekst van de Herziene Statenvertaling gebruikt zoals die in druk is verschenen december 2010.

Verzwakte weergaven in de Herziene Statenvertaling

Genesis 15:7

HSV: ‘Verder zei Hij tegen hem: Ik ben de HEERE, Die u uit Ur van de Chaldeeën geleid heb, om u dit land te geven om het in bezit te hebben.’

SV: ‘Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeeën om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.’

Het Hebreeuwse werkwoord betekent niet alleen ‘bezitten’, maar ook ‘erfelijk bezitten’ en ‘erven’. Het ‘erfelijk bezitten’ is in het Oude Testament een zeer wezenlijk begrip. In deze tekst gaat het om een belofte aan Abraham én aan zijn zaad. Daarom kan dit woord ‘erfelijk’ hier niet worden weggelaten. Behalve een letterlijke betekenis, heeft dit ‘erfelijk bezitten’ ook geestelijke betekenis en vormt deze belofte een afschaduwing van de beloften van het genadeverbond. Het weglaten van het woord ‘erfelijk’ in de HSV (niet alleen hier, maar op vele plaatsen) is een ernstige verarming.

Enkele vertalingen die met de Statenvertaling overeenkomen:

KJV: ‘And he said unto him, I am the LORD that brought thee out of Ur of the Chaldees, to give thee this land to inherit it.’

NKJV: ‘Then He said to him, “I am the LORD, who brought you out of Ur of the Chaldeans, to give you this land to inherit it.” ’

Schlachter 2000: ‘Und Er sprach zu ihm: Ich bin der HERR, der dich von Ur in Chaldäa herausgeführt hat, um dir dieses Land zum Erbbesitz zu geben.’

De belofte aan Abraham gold niet alleen hemzelf, maar ook zijn zaad. Het gaat nog verder: Abraham ontving tijdens zijn leven de vervulling van deze belofte niet. Dit met uitzondering van een graf (de spelonk van Machpéla, Genesis 23). Hoewel hij deze belofte ontvangen had en de erfgenaam was, woonde hij in het land der belofte als in een vreemd land (Hebr. 11:9). Alleen Abrahams zaad ontving in letterlijke zin de vervulling van deze belofte.

Deze belofte aan Abraham heeft ook een geestelijke betekenis, zelfs voor Abraham persoonlijk (Hebr. 11:8-10). Daarnaast is deze belofte een afschaduwing van de beloften van het genadeverbond. Ook om deze redenen is het weglaten van het woord ‘erfelijk’ een verarming.

Exodus 23:22

HSV: ‘Maar als u aandachtig naar Zijn stem luistert en alles doet wat Ik spreken zal, zal Ik de vijand van uw vijanden zijn en de tegenstander van hen die u in het nauw brengen.’

SV: ‘Maar zo gij Zijn stem naarstiglijk gehoorzaamt en doet al wat Ik spreken zal, zo zal Ik uwer vijanden vijand en uwer wederpartijders wederpartij zijn.’

Naar iemands stem horen betekent in de Bijbel: iemand gehoorzamen. In deze tekst is het werkwoord ‘horen’ verdubbeld. Zie de kanttekening (nr. 42): ‘Hebr. horende hoort in Zijn stem.’ Met dit verdubbeld ‘horen’ wordt nog sterker de gevraagde gehoorzaamheid benadrukt. Dit is iets anders dan het aandachtig luisteren waarvan de HSV spreekt. Het gaat hier niet om aandacht, maar om het ware horen, dat is: gehoorzaamheid. Met deze vertaling is de betekenis sterk verzwakt.

Enkele vertalingen die met de Statenvertaling overeenkomen:

KJV: ‘But if thou shalt indeed obey his voice, and do all that I speak; then I will be an enemy unto thine enemies, and an adversary unto thine adversaries.’

NKJV: ‘But if you indeed obey His voice and do all that I speak, then I will be an enemy to your enemies and an adversary to your adversaries.’

Elb 2003: ‘Doch wenn du fleißig auf seine Stimme hörst und alles tust, was ich sagen werde, so werde ich der Feind deiner Feinde und der Bedränger deiner Bedränger sein.’

Schlachter 2000: ‘Wenn du aber seiner Stimme wirklich gehorchen und alles tun wirst, was ich sage, so will ich der Feind deiner Feinde sein und der Widersacher deiner Widersacher.’

De HSV heeft deze verzwakte vertaling overgenomen van NBG 1951. De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) 2004 begint dit vers met de woorden: ‘Als je hem gehoorzaamt’ en geeft daarmee de betekenis beter weer dan NBG 1951 en de HSV. (Dit voorbeeld staat niet op zichzelf. Er zijn veel andere voorbeelden te noemen waarin de HSV minder goede vertalingen uit NBG 1951 heeft overgenomen.)

Merk trouwens op dat in de HSV als enige van de geciteerde vertalingen de woordherhaling in het slot van het vers niet goed tot zijn recht komt.

Psalm 119:5

HSV: ‘Och, waren mijn wegen zo vast / om Uw verordeningen in acht te nemen!’

SV: ‘Och, dat mijn wegen gericht werden om Uw inzettingen te bewaren!’

Dit vers volgt op vers 4: ‘HEERE, Gij hebt geboden dat men Uw bevelen zeer bewaren zal.’ In de Statenvertaling vinden we vervolgens het gebed of God de wegen van de dichter wil richten of leiden om Zijn inzettingen te bewaren. In de herziene tekst is dit niet meer terug te vinden: ‘Och, waren mijn wegen zo vast.’ Dit is een aanzienlijke verzwakking.

Enkele vertalingen die geheel of grotendeels met de Statenvertaling overeenkomen:

KJV: ‘O that my ways were directed to keep thy statutes!’

NKJV: ‘Oh, that my ways were directed / To keep Your statutes!’

NASB 1995: ‘Oh that my ways may be established / To keep Your statutes!’

Elb 2003: ‘O dass meine Wege gerichtet wären, om deine Satzungen zu beachten!’

JPS 1917 (joodse vertaling): ‘Oh that my ways were directed to observe Thy statutes!’

Het Hebreeuwse werkwoord heeft meerdere betekenissen, waaronder: vastmaken, bevestigen en richten (iets of iemand richten op een bepaald doel, zowel letterlijk als figuurlijk). Het werkwoord staat hier in de niphal-vorm, een vorm die dikwijls de passieve tijd / lijdende vorm weergeeft, dat wil zeggen: een vorm met ‘worden’. Hier kan dus uitstekend vertaald worden: ‘Och, dat mijn wegen gericht werden.’ Of: ‘Och, dat mijn wegen bevestigd werden.’ Er is geen enkele noodzaak om van deze lijdende vorm en de betekenis in de Statenvertaling af te wijken. Integendeel, deze lijdende vorm past heel goed in het verband van de tekst.

Calvijn kiest dezelfde betekenis als de statenvertalers en licht dit als volgt toe: ‘Omdat het Hebreeuwse woord ‘coen’ soms de betekenis heeft van ‘vestigen’, zou het kunnen schijnen dat de profeet de kracht tot volharding voor zich begeert. Ik geef er echter de voorkeur aan om hier door het woord ‘richten’ of ‘leiden’ te vertalen. Want ofschoon God ons openlijk onderwijst in Zijn wet, is toch ons verstand zó beneveld, en de ongehoorzaamheid van ons hart zó groot, dat wij er ieder ogenblik behoefte aan hebben om door Zijn Geest te worden geleid en bestuurd.’

Ten slotte wijs ik op de berijming (Ps. 119:3): ‘Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest! / Mocht Die mij op mijn paân ten Leidsman strekken!’ Deze berijming hangt duidelijk samen met de onberijmde tekst, maar past niet bij de herziening.

Psalm 119:130

HSV: ‘Het opengaan van Uw woorden geeft licht, / het schenkt eenvoudigen inzicht.’

SV: ‘De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende.’

Het woord ‘verstand’, en in deze tekst ‘verstandig’, is in de Herziene Statenvertaling vaak veranderd in ‘inzicht’. In de herziene tekst vinden we in Psalm 119 het woord ‘inzicht’ maar liefst negen keer terug (vers 27, 34, 73, 100, 104, 125, 130, 144 en 169). De woorden ‘verstand’ en ‘inzicht’ liggen qua betekenis dicht tegen elkaar aan, maar er is toch een belangrijk verschil. Het woord ‘verstand’ is volgens het woordenboek Van Dale Hedendaags (!) Nederlands: ‘het vermogen om te denken en te begrijpen’. Het begrip ‘verstand’ heeft dus een ruime betekenis. Het woord ‘inzicht’ betekent volgens hetzelfde woordenboek: ‘kijk op het wezen van iets, intellectuele beheersing van een samenhang’. Het woord ‘inzicht’ heeft dus een beperktere betekenis, waarbij het intellect of de ratio meer op de voorgrond staat dan bij het woord ‘verstand’. Dat is nu juist waar het hier niet in de eerste plaats om gaat. Het woord ‘verstand’ moet in brede zin worden opgevat en past hier dus beter dan ‘inzicht’. Het woord ‘inzicht’ werkt vervlakkend.

Andere vertalingen:

KJV: ‘The entrance of thy words giveth light; it giveth understanding unto the simple.’

NKJV: ‘The entrance of Your words gives light; / It gives understanding to the simple.’

Luthervertaling 1984: ‘Wenn dein Wort offenbar wird, so erfreut es / und macht klug die Unverständigen.’

Met het woord ‘verstand’ wordt een van de krachten der ziel aangeduid, naast de wil en de genegenheden. Dit woord kan niet zomaar worden aangepast; aanpassing heeft grote gevolgen. Denk in dit verband ook aan de belijdenisgeschriften, die ook over de verlichting van het verstand spreken (Dordtse Leerregels III/IV.11). En ook in de berijmde psalmen vinden we dikwijls het woord verstand, bijvoorbeeld: ‘Geef mij verstand, met Godd’lijk licht bestraald’ (Ps. 119:34 berijmd). Het vervangen van ‘verstand’ door ‘inzicht’ in vele teksten van de Bijbel is zonder meer een onbezonnen daad geweest in deze herziening.

Verder is in deze tekst ‘slechten’ gewijzigd in ‘eenvoudigen’. Het Hebreeuwse woord heeft echter regelmatig een negatieve duiding. KJV en NKJV hebben ‘simple’, wat hier niet alleen eenvoudig betekent, maar ook simpel, onwetend. De Luthervertaling 1984 heeft ‘Unverständigen’. Ook in de deeluitgave 2006 had de HSV nog ‘onverstandigen’. Dat is meer in de lijn van de Statenvertaling dan de uiteindelijke keus voor ‘eenvoudigen’.

Prediker 1:2

HSV: Een en al vluchtigheid, zegt Prediker, / een en al vluchtigheid, alles is [even] vluchtig.’

SV: IJdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid.’

hsv-parallel-2010-fragment-klein

Prediker 1:2:
‘ijdelheid’ of ‘vluchtigheid’

Het woord ‘ijdelheid’ komt in het boek Prediker veel voor en vormt het centrale thema van dit boek. In dit woord ‘ijdelheid’ komen diverse betekenissen samen. Het is de combinatie van leegte, nietigheid, vergeefsheid, zinloosheid en vergankelijkheid. Vervanging van dit woord ‘ijdelheid’ is nauwelijks mogelijk zonder dat de essentie van de betekenis verloren gaat. Het woord ‘nietigheid’ komt er wellicht nog het dichtste bij. De Herziene Statenvertaling kiest voor ‘vluchtigheid’. Dat is echter maar één zijde van dit woord ‘ijdelheid’. De leegte en nietigheid van alle dingen, en daar gaat het hoofdzakelijk om in Prediker, komt met dit woord niet tot uitdrukking. Bovendien heeft het woord beslist een negatieve duiding. Ook dit komt in het woord ‘vluchtigheid’ niet tot uitdrukking. Hier is sprake van een ernstige verarming, ja zelfs verminking van de Statenvertaling.

Enkele vertalingen die met de Statenvertaling overeenkomen:

NBG 1951: IJdelheid der ijdelheden, zegt Prediker, ijdelheid der ijdelheden! Alles is ijdelheid!’

KJV: Vanity of vanities, saith the Preacher, vanity of vanities; all is vanity.’

NKJV: ‘ “Vanity of vanities,” says the Preacher; / “Vanity of vanities, all [is] vanity.” ’

NASB 1995: ‘ “Vanity of vanities,” says the Preacher, “Vanity of vanities! All is vanity.” ’

Elb 2003: Eitelkeit der Eitelkeiten, spricht der Prediger; Eitelkeit der Eitelkeiten! Alles ist Eitelkeit!’

Wat vrijer vertaald, maar wel veel beter dan de HSV is de Willibrord vertaling 1995: ‘IJl en ijdel, zegt Prediker, / ijl en ijdel, alles is ijdel.’ En zelfs de NBV 2004 is beter, omdat daarin het nietige van alles nog enigszins tot uitdrukking komt: ‘Lucht en leegte, zegt Prediker, / lucht en leegte, alles is leegte.’

Een tweede punt van kritiek is dat de HSV de stijlfiguur om een superlatief of overtreffende trap uit te drukken (‘ijdelheid der ijdelheden’, dat is: allergrootste ijdelheid), niet gehandhaafd heeft zoals de Statenvertaling en andere vertalingen. Vergelijk ‘koning der koningen’, dat is: allergrootste koning.

Jesaja 27:5

HSV: ‘Laat men zich liever aan Mijn macht vastklampen, / laat men vrede met Mij sluiten; / vrede moet men met Mij sluiten.’

SV: ‘Of hij moest Mijn sterkte aangrijpen, hij zal vrede met Mij maken; vrede zal hij met Mij maken.’

Hoewel meerdere vertalingen mogelijk zijn (zie bijvoorbeeld kanttekening 10 in de Statenvertaling), kiest de Statenvertaling ervoor om het tweede deel van dit vers als een belofte te vertalen: ‘hij zal vrede met Mij maken, vrede zal hij met Mij maken.’ In de Herziene vertaling is dit niet meer als belofte vertaald, maar (in het slot van het vers) als een gebod: ‘vrede moet men met Mij sluiten’. De belofte van vrede die volgt op het aangrijpen van de sterkte van God, is geheel uit de herziene tekst verdwenen.

Enkele vertalingen waarin evenals in de Statenvertaling als een belofte is vertaald, met name in het laatste deel van dit vers:

KJV: ‘Or let him take hold of my strength, that he may make peace with me; and he shall make peace with me.’

NKJV: ‘Or let him take hold of My strength, / [That] he may make peace with Me; / [And] he shall make peace with Me.’

Tanakh 1985 (joodse vertaling): ‘But if he holds fast to My refuge, / He makes Me his friend; / He makes Me his friend.’

Zie van deze belofte ook de verklaring in de kanttekening (nr. 13) van de Statenvertaling: ‘Dat is, hij zal zich vasthouden aan Mijn sterkte, hij zal er zich op verlaten en rusten, te weten met berouw over zijn zonden, betering des levens en door een vast geloof.’

Romeinen 9:27, 28

HSV: ‘En Jesaja roept over Israël uit: Al zou het getal van de Israëlieten zijn als het zand van de zee, [slechts] het overblijfsel zal behouden worden.
Want Hij voltooit een zaak en handelt die af in gerechtigheid. De Heere immers zal metterdaad Zijn zaak snel afhandelen op de aarde.’

SV: ‘En Jesaja roept over Israël: Al ware het getal der kinderen Israëls gelijk het zand der zee, zo zal het overblijfsel behouden worden.
Want Hij voleindt een zaak en snijdt ze af in rechtvaardigheid; want de Heere zal een afgesneden zaak doen op de aarde.’

De woorden ‘snijdt ze af’ en ‘een afgesneden zaak’ zien naar het gewone gebruik van het woord ‘afsnijden’ in het Oude Testament op een oordeel, een verdelging. Dit stemt overeen met de geciteerde tekst in Jesaja 10:23: ‘een verdelging die vastelijk besloten is’. Overigens is hier geciteerd uit de oude Griekse vertaling van het Oude Testament. Hoewel de woorden in het Grieks niet één-op-één op het Hebreeuws aansluiten, is de bedoeling van de tekst niet veranderd. Daarentegen vinden we in de Herziene Statenvertaling een vrije weergave en een uitleg die niet goed aansluit op de oorspronkelijke tekst.

Ook in het verband van Romeinen 9 zelf past de vertaling die de Statenvertaling geeft, veel beter. Dit blijkt onder meer uit de woorden die direct volgen in vers 29: ‘En gelijk Jesaja tevoren gezegd heeft: Indien de Heere Zebaoth ons geen zaad had overgelaten, zo waren wij als Sódom geworden, en Gomórra gelijkgemaakt geweest.’ Zie ook kanttekening 69.

Andere vertalingen die meer overeenkomen met de Statenvertaling dan met de Herziene Statenvertaling zijn:

KJV: ‘Esaias also crieth concerning Israel, Though the number of the children of Israel be as the sand of the sea, a remnant shall be saved:
For he will finish the work, and cut it short in righteousness: because a short work will the Lord make upon the earth.’

NKJV: ‘Isaiah also cries out concerning Israel: / “Though the number of the children of Israel be as the sand of the sea, / The remnant will be saved. /
For He will finish the work and cut it short in righteousness, / Because the Lord will make a short work upon the earth.” ’

Elb 1905: ‘Jesaias aber ruft über Israel: “Wäre die Zahl der Söhne Israels wie der Sand des Meeres, [nur] der Überrest wird errettet werden.
Denn er vollendet die Sache und kürzt sie ab in Gerechtigkeit, denn [der] Herr wird eine abgekürzte Sache tun auf Erden.” ’

Hoewel de interpretatie van de HSV in diverse nieuwe vertalingen gevolgd wordt, is het onwaarschijnlijk dat deze betekenis de juiste is. We moeten de uitdrukking ‘een afgesneden zaak’ niet verklaren vanuit het seculiere Grieks, maar vanuit de geciteerde plaats in het Oude Testament en het verband waarin deze woorden door Paulus worden aangehaald.

Efeze 4:23

HSV: ‘en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken’.

SV: ‘en dat gij zoudt vernieuwd worden in den geest uws gemoeds’.

Het woord ‘gemoed’ is in de herziening gewijzigd in ‘denken’. Het Griekse woord ‘nous’ dat hier gebruikt wordt, heeft echter dikwijls een ruime betekenis, namelijk het inwendig, geestelijk waarnemingsvermogen van de mens. Meer specifiek ziet het woord op het verstand en de gezindheid van de mens. Het verstand omvat niet alleen ‘het denken’, maar is ook de zetel van alle (geestelijke) kennis.

Het gaat in deze tekst over de wedergeboorte en de vernieuwing van de mens. In dat verband dient het aan het Griekse woord een ruime betekenis te worden gegeven. Het woord ‘nous’ omvat hier het verstand, de kennis en de gezindheid van de mens in al zijn facetten. Het gehele gemoed van de mens moet worden vernieuwd en wedergeboren, niet alleen het ‘denken’. Het woord ‘denken’ in de HSV geeft aan het woord dus een veel te beperkte betekenis.

Enkele andere vertalingen waarin ‘het gemoed’ niet beperkt is tot ‘het denken’:

KJV: ‘and be renewed in the spirit of your mind’.

NKJV: ‘and be renewed in the spirit of your mind’.

Elb 2003: ‘aber erneuert werdet in dem Geist eurer Gesinnung’.

Schlachter 2000: ‘dagegen erneuert werdet im Geist eurer Gesinnung’.

Filippenzen 4:2

HSV: Ik roep Euodia en ik roep Syntyche ertoe op eensgezind te zijn in de Heere.’

SV: Ik vermaan Euódia en ik vermaan Syntyche, dat zij eensgezind zijn in den Heere.’

Het Griekse werkwoord heeft meerdere betekenissen. De best passende betekenis in deze tekst is ‘vermanen’ (of eventueel: dringend verzoeken of smeken zoals in de KJV). Deze beide vrouwen worden niet alleen aangespoord tot eensgezindheid, maar ze worden ook terechtgewezen en bestraft omdat zij deze eensgezindheid tot nu toe blijkbaar niet hadden. In de Herziene Vertaling is van deze bestraffing niet meer te lezen, alleen de oproep blijft over.

Enkele vertalingen die met de Statenvertaling overeenkomen:

NBG 1951: Euodia vermaan ik en Syntyche vermaan ik, eensgezind te zijn in de Here.’

Elb 2003: Evodia ermahne ich, und Syntyce ermahne ich, gleich gesinnt zu sein im Herrn.’

Schlachter 2000: Ich ermahne Euodia und ich ermahne Syntyche, [eines] Sinnes zu sein im Herrn.’

Het Griekse werkwoord (‘parakaleoo’) dat hier gebruikt wordt heeft diverse betekenissen: (iemand) iets ernstig of dringend vragen, (iemand) vermanen/berispen, (iemand) troosten, (iemand) bemoedigen, en dergelijke. In de brieven van Paulus komt de betekenis ‘troosten’ het meeste voor evenals in het Griekse Oude Testament (de Septuaginta). De grondbetekenis van het woord is (iemand) terzijde roepen of zoals wij zouden zeggen: iemand apart nemen. Het doel van dit apart nemen is dan iemand te vermanen, te berispen, iemand iets dringend te vragen, iemand te troosten, enzovoort. De betekenis vermanen past hier het beste.

Hebreeën 11:3

HSV: Door het geloof zien wij in dat de wereld tot stand gebracht is door het Woord van God, [en wel zo] dat de dingen die men ziet, niet ontstaan zijn uit wat zichtbaar is.’

SV: Door het geloof verstaan wij dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen die gezien worden.’

Het Griekse werkwoord dat in de Statenvertaling met ‘verstaan’ is vertaald, is afgeleid van het woord ‘nous’ (spreek uit: ‘noes’), dat zowel het verstand als het innerlijk gemoed betekent. Het werkwoord dat we hier vinden betekent: een bemerken, weten of begrijpen met het gemoed. Dat is meer dan het weten met het verstand, wat ook uit de woorden ‘door het geloof’ duidelijk blijkt. Het woord ‘inzien’ duidt veel meer op een verstandelijk, rationeel weten (vergelijk de betekenis van het woord ‘inzicht’), terwijl het hier gaat om het innerlijk weten van het geloof. Het woord ‘verstaan’ past daarom veel beter. De herziene tekst is een vervlakking van wat we in de grondtekst en de Statenvertaling vinden.

Vertalingen die met de Statenvertaling overeenkomen:

NBG 1951: Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare.’

KJV: Through faith we understand that the worlds were framed by the word of God, so that things which are seen were not made of things which do appear.’

NKJV: By faith we understand that the worlds were framed by the word of God, so that the things which are seen were not made of things which are visible.’

Elb 2003: Durch glauben verstehen wir, dass die Welten durch Gottes Wordt bereitet worden sind, so dass das, was man sieht, nicht aus Erscheinendem geworden ist.’

Schlachter 2000: Durch Glauben verstehen wir, dass die Welten durch Gottes Wort bereitet worden sind, sodass die Dinge, die man sieht, nicht aus Sichtbarem entstanden sind.’

Hebreeën 11:7

HSV: ‘Door het geloof heeft Noach, toen hij een aanwijzing van God ontvangen had van de dingen die nog niet te zien waren, uit ontzag [voor God] de ark gebouwd, tot redding van zijn gezin. Daardoor heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden van de rechtvaardigheid die overeenkomstig het geloof is.’

SV: ‘Door het geloof heeft Noach, door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde van de dingen die nog niet gezien werden, en bevreesd geworden zijnde, de ark toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin; door welke ark hij de wereld heeft veroordeeld, en is geworden een erfgenaam der rechtvaardigheid die naar het geloof is.’

De Statenvertaling zegt van Noach dat hij door Goddelijke aanspraak vermaand was. Volgens de Herziene Vertaling’ had Noach ‘een aanwijzing van God’ ontvangen. Een ‘aanwijzing van God’ te ontvangen is veel zwakker geformuleerd dan vermaand te worden ‘door Goddelijke aanspraak’. Ook in enkele andere teksten is deze verzwakking doorgevoerd.

Enkele vertalingen die meer met de Statenvertaling overeenkomen dan met de Herziene Statenvertaling:

NBG 1951: ‘Door het geloof heeft Noach, nadat hij een godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn huisgezin; en door dat (geloof) heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt.’

KJV: ‘By faith Noah, being warned of God of things not seen as yet, moved with fear, prepared an ark to the saving of his house; by the which he condemned the world, and became heir of the righteousness which is by faith.’

NKJV: ‘By faith Noah, being divinely warned of things not yet seen, moved with godly fear, prepared an ark for the saving of his household, by which he condemned the world and became heir of the righteousness which is according to faith.’

Elb 2003: ‘Durch Glauben bereitete Noah, als er einen göttlichen Ausspruch über das, was noch nicht zu sehen war, empfangen hatte, von Furcht bewegt, eine Arche zur Rettung seines Hauses, durch die er die Welt verurteilte und Erbe der Gerechtigkeit wurde, die nach dem Glauben ist.’

Het Griekse woord betekent: een godsspraak te ontvangen, een bevel van godswege te ontvangen, of zoals de Statenvertaling heeft: door een Goddelijke aanspraak vermaand te worden. Dat is wel wat méér dan een aanwijzing van God te ontvangen. De herzieners hadden al heel wat beter vertaald wanneer ze de woorden hadden omgedraaid, namelijk: ‘toen hij van God een aanwijzing ontvangen had’. Maar dan wel een aanwijzing in de betekenis van een opdracht of last en dat is niet iets wat wij in het dagelijks taalgebruik onder een aanwijzing verstaan.

Verder heeft de Herziene Statenvertaling de woorden ‘bevreesd geworden zijnde’ gewijzigd in ‘uit ontzag [voor God]’. Op deze manier wordt de betekenis voor de lezer ingevuld. Niet vertaald wordt wat er staat, maar een uitlegging wordt in de tekst opgenomen. Ja zeker, hier wordt gesproken over de vreze Gods, maar deze vreze Gods ging zeker ook gepaard met een vreze voor de zware oordelen die over de gehele mensheid en schepping komen zouden. Zoals we ook van Daniël lezen dat de gezichten hem verschrikten (Dan. 7:15), zo zal dit ongetwijfeld ook bij Noach het geval zijn geweest. De Herziene vertaling geeft dus een uitlegging, niet de woorden van de tekst zelf.

Taalkundig kan hiervan nog gezegd worden, dat het werkwoord dat in de grondtekst staat (‘bevreesd geworden zijnde’), in de HSV niet meer als werkwoord terugkomt. Dit wijkt af van de methode van de Statenvertalers.

Hebreeën 12:7

HSV: ‘Als u bestraffing verdraagt, behandelt God u als kinderen. Want welk kind is er dat niet door [zijn] vader bestraft wordt?’

SV: ‘Indien gij de kastijding verdraagt, zo gedraagt Zich God jegens u als zonen; (want wat zoon is er dien de vader niet kastijdt?)’

Het woord ‘kastijden’ betekent het straffen door middel van woorden of daden met als doel iemand tot berouw en verbetering te brengen. Het woord heeft dus een opvoedende betekenis. Dat is ook in het Griekse woord duidelijk het geval. In dit geval gaat het om kastijding door God, niet alleen door Zijn Woord en de werkingen van Zijn Geest, maar ook door allerlei verdrukking en lijden waarin God de mens in Zijn voorzienigheid brengt. De Herziene Statenvertaling gebruikt het woord ‘bestraffen’, dat dikwijls gebruikt wordt voor het geven van een berisping in woorden. Het ‘kastijden’ betekent hier echter méér dan het bestraffen met woorden. In vers 6 wordt het ‘kastijden’ zelfs op één lijn gesteld met het ‘geselen’ van een zoon. De vertaling met ‘bestraffen’ en ‘bestraffing’ is daarom een verzwakking. Daarnaast komt in het woord ‘kastijden’ het opvoedende element nadrukkelijker tot uitdrukking.

N.B. het woord ‘kastijden’ is volgens Van Dale géén verouderd woord, al wordt het minder vaak gebruikt. Het woord ‘tuchtigen’ heeft dezelfde betekenis. Er zijn verder in onze taal geen gebruikelijke woorden met dezelfde betekenis.

Enkele vertalingen die met de Statenvertaling overeenkomen (N.B. NASB 1995 en Elb 2003 zijn hier gebaseerd op een iets andere grondtekst):

KJV: ‘If ye endure chastening, God dealeth with you as with sons; for what son is he whom the father chasteneth not?’

NKJV: ‘If you endure chastening, God deals with you as with sons; for what son is there whom a father does not chasten?’

NASB 1995: ‘It is for discipline that you endure; God deals with you as with sons; for what son is there whom his father does not discipline?’

Elb 2003: ‘Was ihr erduldet, ist zur Züchtigung: Gott handelt mit euch als mit Söhnen; denn wer ist ein Sohn, den [der] Vater nicht züchtigt?’

Schlacher 2000: ‘Wenn ihr Züchtigung erduldet, so behandelt euch Gott ja als Söhne; denn wo ist ein Sohn, den der Vater nicht züchtigt?

Gebruikte vertalingen en afkortingen

De volgende afkortingen zijn gebruikt voor de vertalingen die in dit artikel genoemd zijn:
– SV: Statenvertaling 1637/1657; gebruikt is de editie GBS 2004.
– HSV: Herziene Statenvertaling 2010.
– NBG 1951: Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap 1951.
– NBV 2004: Nieuwe Bijbelvertaling 2004.
– KJV: King James Version of Authorized Version 1611.
– NKJV: New King James Version 1982.
– NASB: New American Standard Bible, editie 1995.
– Luthervertaling 1984: Luther Bibel 1984.
– Elb 1905: Elberfelder Bibel, editie 1905.
– Elb 2003: Elberfelder Bibel, editie 2003.
– Schlachter 2000: Schlachter-Bibel, editie 2000.
– JPS 1917: Vertaling van de Jewish Publication Society (JPS), 1917.
– Tanakh 1985: Tanakh translation van de Jewish Publication Society (JPS), 1985. Deze vertaling wordt ook wel genoemd JPS of New JPS (ter onderscheiding van JPS 1917).

N.B. De NASB, Elb 2003 en Luthervertaling 1984 gaan voor het Nieuwe Testament niet uit van de Textus Receptus maar van de tekstkritische edities van de Griekse tekst. Daarom zijn deze vertalingen voor het Nieuwe Testament niet altijd bruikbaar voor vergelijking (eerst moet dan vastgesteld worden of een eventueel verschil veroorzaakt wordt door een verschil in de brontekst). Dit geldt overigens ook voor NBG 1951 en NBV 2004.

Terug

Naar top van deze pagina

Naar hoofdpagina Herziene Statenvertaling

© 2010-2015 getrouwevertaling.nl